De cavia heette Knuffeltje. Hij was een ster in trappenlopen. In ons huis hadden we een trap van 34 treden en dat is veel, heel veel voor een cavia. Hij kon zowel omhoog als naar beneden lopen. Als een speer. Knuffeltje was niet zomaar een cavia. Hij was van mijn zus, maar eigenlijk ook wel familie-bezit.
Knuffeltje had een goed leven bij ons. We voedden hem verse sla, knuffelden hem nog net niet dood en hij mocht mee naar de volkstuin. Daar had mijn vader een ren voor hem gemaakt. Eentje van kippengaas, die je makkelijk kon verplaatsen. Dat was weer fijn omdat Knuffeltje dan steeds nieuw vers, mals gras ter beschikking had.
Die eerste mooie lentedag togen wij met Knuffeltje richting tuin. De nieuwe ren stond te stralen en wij waren allen in opperbeste stemming.
En niet alleen wij. Ook Knuffeltje, getuige zijn vrolijke dartele sprongetjes in de ren. Hij had het zichtbaar goed. Die ren, dat was een paradijs voor cavia’s. Knuffeltje huppelde, sprong en rende rondjes van vreugde. Wij stonden er met tranen van beroering naar te kijken. Wij, weldoeners, dierenvrienden, Knuffel-knuffelaars, cavialovers… Wij waren eigenlijk best tevreden en blij met onszelf.
Wel bleef Knuffeltje wat lang springen. Maar dat mag de pret niet drukken. Je hebt lol of je hebt geen lol.
Maar Knuffeltje bleek geen lol te hebben. Wel stond hij met zijn mooi glimmende, spiksplinternieuwe rennetje in reuze mals gras met honderden rode mieren…..