Ik heb een accubak. En in die bak zitten allemaal kaartjes. Toegangskaartjes die ik kreeg bij de film, het theater, de voorstelling. Een bonte verzameling. Waar ik mee begonnen ben lang voordat ik Leo kende. Een poging om fijne herinneringen te kunnen “conserveren”….
Zo heb ik ook nog handgeschreven reisdagboeken. Van onze reis naar Viëtnam, Cambodja, en de vele camperreizen. Met ons kleine Fordcampertje, de geleende camper van Els, met de oude alkoof en met de Mercedes. Als ik een bladzijde van het boekje opensla, hoef ik maar drie zinnen te lezen en ik weet weer waar we waren. Hoe het eruit zag. Een film.
Toen Leo ziek werd, heb ik vaak overwogen die accubak te pakken en hem om te keren. En dan elk kaartje nog een keer samen te bekijken. “Weet je nog”….. En vaak pakte ik de reisdagboekjes met het idee er een keertje uit voor te lezen, zodat we samen weer even “terug” konden gaan.
Maar ik kreeg niet de indruk dat Leo dat wilde. Hoewel hij mij vele verhalen vertelde over zijn reis naar Afrika en al zijn avonturen toen hij kapitein was op de diverse zeilschepen, had hij er geen behoefte aan om zo nadrukkelijk terug te kijken. Toch heb ik tot zijn dood gedacht dat er nog wel een moment zou komen dat hij daar wél behoefte aan had. Als er niets meer rest, om de gedachten te verzetten, om het “nu”, waarin het leven meedogenloos werd, even te vergeten. Ik zag me eigenlijk al zitten, aan de rand van zijn bed, lezend uit de boekjes. Wetend dat ook hij bij elke zin met zijn gedachten terug zou gaan naar die plekken en die momenten.
Maar het is er niet van gekomen. Niet in detail. Wel hebben we in grote lijnen gesproken over de reizen en ons leven samen en dat dat mooi en goed was. En soms hard en bonkig. Leo was tot het laatste toe bezig met vooruit te kijken. Voor zover ik weet want ik heb zijn gedachten niet kunnen lezen.
Wij vermeden overigens ook steevast het woordje “nog”. Wil je “nog” een keer dit of dat.. Nee. “Wil je naar -you name it-“. Want wanneer moet je met zo’n perspectief beginnen met het woordje “nog”. Hoewel we wisten dat er weinig toekomst weggelegd was voor hem, voor ons. We regelden wat er geregeld moest worden. En verder kun je niets anders dan leven bij de dag en de korte en middellange termijn, hoewel dat ook een vaag en rekbaar begrip is. Alle tijd wordt relatief.
De accubak staat er nog. De reisboekjes ook. Dat zijn nu mijn herinneringen. En ik koester ze. Hoewel ik de bak nog nooit heb omgedraaid. Het is ook maar een deel van wat het leven leuk kan maken. Herinneringen aan geuren, aan ontmoetingen, aan ervaringen, zijn niet in een accubak te vangen.
Afgelopen week was ik bij mijn zus Trudy. Toen ze voor chemotherapie in het ziekenhuis lag. Bijzonder is dat je naast zo’n druppelend infuus de beste gesprekken kunt hebben in de rust van het ziekenhuis, en meer specifiek in de rust dat je die dag niets anders kunt of hoeft te doen dan daar te zijn.
Trudy praat wel graag over vroeger. Het vroege vroeger of het latere vroeger. We halen herinneringen op. We kunnen samen lachen over vroeger. En ons hevig verbazen. En met terugwerkende kracht genieten.
Zo zwiepen mijn gedachten de laatste tijd alle kanten uit. Naar de opties voor de toekomst, waarbij de beelden nog slechts artist-impressions zijn…. En naar het verleden. Met Leo, met Trudy. Whatever.
Als ik haar de volgende dag na de chemo op kom halen besluiten we spontaan te gaan winkelen. Ze heeft wat nieuwe kleding nodig. We slagen in het altijd bruisende winkelcentrum van Ridderkerk ;-). Ze vindt een vest. “En dat gaat goed staan bij mijn kale koppie”, zegt ze, want een pruik wil ze niet. Ik knik. Ze heeft nu nog haar haar. Maar het valt al heftig uit.
We lopen door een groezelig, sleets winkelcentrum. En belanden bij een turkse shoarmatent. “Ik moet wat eten” zegt Trudy. En zo staan we het immense bord te bestuderen met alle schotels. Ineens klinkt naast me “Ohh. Een kapsalon! Doe mij maar een kapsalon”. De keuzestress bij mij slaat toe. En uit gemakzucht bestel ik ook een kapsalon. Voor het eerst van mijn hele leven.
Zo zitten we samen aan formica tafeltjes bij blauw-witte TL-verlichting de kapsalon te eten. Ik vind er niets aan. Klef, smakeloos, slappe frieten. Maar tegelijkertijd is het de mooiste kapsalon die ik ooit gegeten heb. We hebben de grootste lol en beseffen samen dat dit zo’n moment is dat later een letterlijk smeuïge herinnering wordt.
Herinneringen zijn een uur later al herinneringen. Herinneringen hoeven niet groots en meeslepend te zijn. Als je ze kunt delen is het mooi. Maar ik besef dat herinneringen vooral voor jezelf zijn en dat ze niet persé altijd opgehaald hoeven te worden om waardevol te zijn. Ik koester de mooie momenten, omdat die mij troost geven.
Gisteren ging ik naar de film “Loving Vincent”. Een bijzonder mooie en indrukwekkende film. Over het leven van Vincent van Gogh. Het kaartje heb ik bewaard. Dat gaat in de accubak….
Mooi Sylvia. Kus.
dat etentje van vandeweek en al die andere momenten met jullie, die komen in mijn grote mentale accubak, ter grootte van een aquarium waar het Dolfinarium jaloers op is….
Jaaaaa fijn he zo’ n accubak!
wat heb je dat toch weer mooi beschreven. dat boek wordt steeds dikker.
Mooi Syl, zowel de fysieke als de mentale accubak! Je maakt de herinneringen waar je bijstaat 🙂 en zo is het leven ook bedoeld denk ik.