Een paar weken geleden heb ik mijn facilitaire documentatie weggegooid. Een kliko vol. Tijdschriften, rapporten, boeken, cursusmappen. De oogst van zo’n 25 jaar facilitaire verzamelwoede. Met doffe ploffen verdween alles in de prullenbak. Met gemengde gevoelens. Ik weet dat ik het allemaal niet meer nodig heb de komende tijd. Maar kiezen is loslaten en ik ben nu beëdigd mantelzorger. Een mens moet soms een daad stellen dus dan moet je afscheid nemen van het verleden. En ruimte creëren, zowel in je hoofd als in je kast….
Ik denk nog wel regelmatig aan mijn facilitaire leven. Bijvoorbeeld als we met de camper op een parkeerplaats komen van een supermarkt. We vinden een parkeervak maar dat is te kort voor onze camper. Leo’s uitgangspunt is veiligheid dus die vindt dat ik dan maar met de achterkant van de camper over de perkjes heen moet hangen. Het feit dat dan de plantjes deels geplet worden is dan van ondergeschikt belang. Ik vind dan dat je best wat uit kunt steken in het vak, dan rijden ze maar om je heen. En ik denk dan aan degene die verantwoordelijk is voor het terrein. En die zal maar in zijn objectives hebben dat de plantjes er puik bij moeten staan. Maar ik zet mijn schuldgevoel opzij en in de achteruitrijdcamera zie ik dat de plantjes gelijkmatig platgedrukt worden. Eerlijk is eerlijk, een beetje tuinman kiest dan ook maar plantjes die plat kunnen buigen….
We zijn nu weer thuis na twee weken Duitsland. Ik schoon mijn volle mailbox. Nog steeds ontvang ik mails en nieuwsbrieven van facilitaire bureaus. Daar heb ik me nog niet op uitgeschreven. Je kunt zo’n mail immers snel weer wissen, en ergens zit er weer zo’n stemmetje die zegt dat het op termijn misschien wel o zo handig is die informatie te krijgen. En dan zit er ineens een hele mooie job of vacature tussen. Dat vind ik wel moeilijk. Maar ik kan me er wel snel weer overheen zetten.
Dat zal ook wel moeten want de dagen vliegen om. Het gewone leven weer oppakken hier is een contradictio in terminis. Want het leven is eigenlijk helemaal nooit gewoon meer. De ziekte van Leo en alleen het nadenken al over de mogelijke stappen die we die we moeten nemen op het gebied van behandeling en hulpmiddelen is al een dagtaak en vergt heel veel (denk)energie. Want je hebt de ene zaak nog niet getackeld of de andere dient zich aan.
Het is daarom ook soms zo bizar om te constateren dat ik op het ene moment met Leo aan het praten ben over een volgende stap in het ziekteproces en de consequenties die dat heeft, en het andere moment met hele banale zaken bezig kan zijn.
Zo heb ik gisteren spontaan de bandjes van mijn Marlies Dekker afgeknipt. Die nekbandjes, je weet wel, die aan de buitenkant zitten. Maar ze bleven steeds rolletjes draaien. Soms moet je een daad stellen. De spanning als je de schaar er in zet. De opluchting als blijkt dat hij zonder die bandjes toch blijft zitten…..
En geconcentreerd teken ik de laatste dagen mijn wenkbrauwen bij. Iets waar ik al jaren over geaarzeld heb. Want mijn Engelse lerares deed het ook, maar die tekende ze zodanig dat ze permanent verbaasd keek. Dat fascineerde me erg, maar beangstigde me ook. Het valt om den drommel niet mee en ik kijk met bewondering naar mijn nichten die dat haarscherp en gelijkmatig voor elkaar krijgen!
Ik heb ook geconstateerd dat de salamanders niet zijn bezweken aan een posttraumatisch stress syndroom nadat we eind verleden jaar de vijver hebben gerepareerd en de modder op de bodem inclusief de salamanderpopulatie in speciebakken hebben gegoten, waarna we ze weer hebben teruggeplonsd. Het wemelt nu van de salamanders in de vijver.
BH-bandje. Wenkbrauwpotlood. De Herrijzenis der Salamanders. Ik heb mijn eigen kleine triomfen op zijn tijd.
Zo. En daar ben ik erg blij mee.
De ziekte van Leo is ingewikkeld genoeg.